Eind jaren ’60 kruisten de paden van een 24-jarige Argentijn en een welgestelde Limburgse drukker elkaar. De een hoopte autoontwerper te worden, de ander droomde van een snelle en unieke Mercedes die speciaal voor hem was gebouwd. In oktober 1970 gaven de twee elkaar een hand, bij een heel speciale 300 SEL 6.3 Coupé met een carrosserie van Pininfarina.
Tekst Ton Roks // Foto’s Bonhams, archief Wim Oude Weernink
LATEN WE dit verhaal beginnen met Jorge Arcuri, de Argentijnse jongeman die als kind al niets liever deed dan auto’s tekenen. Hij aanbad de 300 SL Vleugeldeur en op zijn 14e mocht hij al in pa’s Mercedes 230 van 1938 rondbanjeren. Zijn ambitie, auto-ontwerper worden, was in Argentinië niet te verwezenlijken, daar werden auto’s toen vooral in licentie gebouwd. Hij is toen maar aan een technische studie begonnen, maar zijn droom liet hem niet los, hij schraapte zo veel mogelijk geld bij elkaar en is naar Italië gereisd, naar Turijn, in de hoop daar de kans te krijgen ontwerper te worden.
Hij klopte bij Bertone en Italdesign aan maar kreeg er nul op het rekest, maar bij Pininfarina ging de deur voor hem open. De nu 78-jarige Jorge Arcuri haalde herinneringen op tijdens een telefonisch interview. “Paolo Martin, de baas, was heel vriendelijk, hij zei dat ik eerst maar eens moest laten zien wat ik kon. Ik werd in een kamertje gezet en moest auto’s gaan tekenen, een hele week lang, op basis van een Ferrarichassis. Na die week waren ze zodanig tevreden over mijn werk dat ze me een contract aanboden, ingaande 1 januari 1970, ik was toen 24.”
Niet lang daarna werd de talentvolle Jorge verrast met een buitengewone opdracht. “Ik moest voor een privé-cliënt uit Nederland een coupé ontwerpen op basis van een Mercedes 300 SEL 6.3. Misschien hebben ze mij dat laten doen omdat iedereen bij Pininfarina het heel erg druk had – we deden toen heel veel voor Peugeot –, maar ik was dolgelukkig, want ik aanbad Mercedes. Een andere student moest ook een voorstel maken, maar Pininfarina heeft uiteindelijk dat van mij gekozen, ik was zeer vereerd. Alles ging toen nog met de hand, je maakte schetsen op papier. Na de goedkeuring heb ik het ontwerp op ware grootte moeten tekenen op een zes meter groot papier, dat deed ik samen met iemand, dat kon je niet alleen. Op basis van die tekening konden de houten mallen gemaakt worden om de carrosserie te vormen. Dat is feitelijk mijn laatste bemoeienis met de auto geweest. Ik herinner me nog dat er, toen hij klaar was, problemen waren met de luchtvering, de achterkant stond hoger dan de neus, maar dat is opgelost. De man die de coupé besteld had, heb ik in Parijs ontmoet, toen de auto daar op de salon stond, hij was er heel blij mee, vond hem erg mooi.”
Die opdrachtgever was Henri Smeets, een telg uit een bekende drukkersdynastie in Weert, die samen met zijn zoon Jos het bedrijf bestuurde. Volgens de overlevering was de in 1980 overleden Henri Smeets een bon vivant die dol was op auto’s en zich graag in Rolls-Royces, Bentleys en een enkele Buick verplaatste. Hij gaf er de voorkeur aan op de achtergrond te blijven en het is dan ook lang onbekend gebleven wie de Nederlandse entrepreneur was die een heel bijzondere Mercedes Coupé bij Pininfarina had besteld – er werden namen als Frits Philips en Freddy Heineken genoemd.
‘HET IS LANG ONBEKEND GEBLEVEN WIE DIE AUTO BIJ PININFARINA HAD BESTELD – FRITS PHILIPS EN FREDDY HEINEKEN WERDEN GENOEMD’
Ergens in 1968 moet Henri Smeets op het idee zijn gekomen een snelle en fraaie Mercedes geheel naar eigen idee te laten bouwen. Hij was toen begin zestig en het ging hem in eerste instantie om een cabriolet. We hebben het geluk dat de historie van de auto rijk gedocumenteerd is en veel van de briefwisselingen is onlangs beschikbaar gekomen toen de Mercedes – de enige ooit door Pininfarina van een koetswerk voorzien – in augustus van dit jaar door Bonhams werd geveild. De correspondentie geeft een boeiend inzicht hoe de Mercedes tot stand is gekomen. Duidelijk is dat Henri Smeets met de in ’68 geïntroduceerde 300 SEL 6.3 kennis had gemaakt en er weg van was. Dat mag geen verbazing wekken, want de Mercedes was met zijn 6,3-liter V8 absoluut een kanon. Met zijn 250 pk aan vermogen en 500 Newtonmeter aan koppel leverde hij sportwagenprestaties en kon hij in 6,7 seconden van 0 naar 100 sprinten.
Smeets is meteen voortvarend te werk gegaan, eerst met een beknopte brief naar Pininfarina in Grugliasco, gedateerd 22 juli 1968. Daarin prees hij de 300 SEL 6.3, sprak zijn teleurstelling uit dat Mercedes-Benz geenszins van plan was er ook een cabrioletversie van te leveren en vroeg Pininfarina om schetsen en een prijsindicatie van een mogelijke 2+2 ‘open top’ versie, bij voorkeur met uitneembare dakpanelen zoals bij een Corvette of Porsche 911 Targa.
Henri Smeets kreeg pas twee maanden later antwoord, in een brief van 16 oktober 1968, van Sergio Pininfarina persoonlijk. Zijn reactie had zo lang op zich laten wachten omdat hij enkele studies had laten uitvoeren naar een sportieve carrosserie op basis van de 300 SEL zonder de wielbasis aan te passen. “Voor een auto met mooie proporties is een kortere wielbasis nodig en dat vraagt een modificatie die wij niet kunnen uitvoeren. Daarvoor moet u bij Mercedes zijn of zelf een andere partij zoeken”, zo berichtte Pininfarina.
Smeets dicteerde vervolgens een brief naar niemand minder dan Rudolf Uhlenhaut, de vader van de legendarische 300 SLR Coupé en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van Mercedes-Benz personenwagens. “Ik ben tot de conclusie gekomen, en zonder twijfel velen met mij, dat uw 300 SEL met 6,3-liter motor momenteel de beste auto in de wereld is, vanwege de schitterende combinatie van kwaliteit, wegligging, besturing, remmen, acceleratie en ruimte”, zo is in de brief van 19 december 1968 aan Uhlenhaut te lezen. “Momenteel ben ik eigenaar van een vierdeurs Rolls-Royce, waarin ik me door mijn chauffeur laat rijden, en een Mercedes 300 SE Cabriolet en een 250 SE Sedan. U zult begrijpen dat ik geen behoefte heb aan nog een vierdeurs auto, daarom heb ik Pininfarina gevraagd om een voorstel voor een 2+2 convertible op basis van een chassis van een 300 SEL 6.3.” Smeets besloot zijn brief met het verzoek aan Uhlenhaut om mee te helpen aan de creatie van ‘the most beautiful car in the world’ door hem zo’n chassis te leveren.
Helaas kreeg Henri Smeets van Mercedes-Benz nul op het rekest. Het merk had er geen trek in hem een rollend chassis te verkopen, dat had het nog nooit gedaan en het was niet van plan dat ooit te gaan doen, daar kwam het antwoord van Uhlenhaut in het kort op neer, die door een enigszins gepikeerde Smeets ‘heel koppig’ werd genoemd in een vervolgbrief naar Pininfarina. De Limburgse rotatiedrukker heeft zich echter niet uit het veld laten slaan, want hij kocht vervolgens een nieuwe 300 SEL 6.3 bij een dealer om die door Pininfarina een nieuwe carrosserie te laten aanmeten. Het idee voor een 2+2 convertible had hij laten varen, het moest een 2+2 coupé worden, op de bestaande wielbasis, waardoor er geen negatieve consequenties zouden zijn voor de originele stijfheid van de 300 SEL 6.3.
Smeets ruilde zijn eerder genoemde 300 SE Cabriolet begin 1970 in bij dealer AGAM aan de Stadhouderskade in Amsterdam en kocht voor 58.295 gulden een 300 SEL 6.3. Minus de waarde van de inruiler moest hij 39.000 gulden afrekenen. De auto, met het kenteken 39-08-ML, is vervolgens naar Italië gereden door Matthew Gofers, waarschijnlijk de persoonlijke chauffeur van Smeets.
Ondertussen was er veel overleg geweest tussen Henri Smeets en Sergio Pininfarina, deels per telex, deels per brief. De laatste was blij dat de te bouwen auto een 2+2 coupé mocht worden en dat Smeets het goed vond dat de coupé tentoongesteld zou worden op de autotentoonstellingen van Parijs en Turijn. Als tegenprestatie bood Pininfarina een ‘special price’ aan van 10 miljoen lire wat toen zo’n 60.000 gulden was, volgens hem ‘opmerkelijk minder’ dan de werkelijke kosten. In hedendaagse munt zou dat overigens meer dan 3,5 ton zijn geweest. Sergio Pininfarina dacht ongeveer zes maanden voor de klus nodig te hebben en beloofde onmiddellijk te beginnen.
Smeets was ingenomen met de offerte van Pininfarina. In een uitgebreide brief liet hij hem weten wat hij zoal van zijn unieke Mercedes-Benz verlangde. Hij wilde hoog zitten, met goed zicht op de motorkap, zoals in zijn Rolls-Royce, en stoelzittingen die tot in zijn knieholten reikten en zo hoog mogelijke leuningen hadden zodat hoofdsteunen overbodig zouden zijn. Hij wilde ook zo vlak mogelijke zittingen achterin, zodat daar tassen of koffers gestald konden worden, want hij reisde altijd met veel bagage. Ook wenste hij veel opbergvakken in de portieren en in de stoelleuningen. Zijn voorkeuren qua kleuren waren simpel, schreef Smeets, ‘medium dark metallic grey and soft brown leather inside’. Hij wilde per se geen carrosseriestijl in de ‘Mercedes-traditie’ en zeker geen staande radiateur, maar eerder een à la 280 SL. Het glasoppervlak moest bovendien klein zijn, vooral achterin, want hij wilde niet ‘in een aquarium’ zitten.
‘NADAT DE HAMER VOOR HET LAATST WAS GEVALLEN, IS BONHAMS ALSNOG TOT EEN VERKOOP MET EEN DER BIEDERS GEKOMEN, VOOR 350.000 DOLLAR’
Pininfarina heeft onmiddellijk daarna schetsen laten maken – door onder meer de leerling Jorge Arcuri – en deze werden aan Smeets overlegd. Het werk van de jonge Argentijn is als winnaar uit de bus gekomen en de Mercedes is zo geworden zoals hij hem getekend heeft. De coupé is geen kopie van de buitengewoon fraaie Fiat 130 Coupé uit die periode of van de Rolls-Royce Camargue, waarvoor toen al schetsen van Paolo Martin bij Pininfarina circuleerden. Een gelijkenis is er echter wel. Jorge Arcuri daarover: “Ik heb natuurlijk geprobeerd iets nieuws te maken, maar Pininfarina had toen een heel specifieke eigen stijl, met strakke, elegante lijnen en zonder veel opsmuk. Kijk naar de 130 Coupé en de Peugeot 504 Cabriolet. Er was geen haar op je hoofd die er aan dacht als jonge ontwerper iets heel anders te gaan doen, je respecteerde de stijl van de grote mannen en probeerde zo veel mogelijk binnen de contouren daarvan mooie auto’s te schetsen. Ik was heel trots op mijn ontwerp en was dolgelukkig dat het gekozen was.”
Tijdens ons contact wees Jorge nog op een trucje dat jonge ontwerpers uithaalden om te ‘waarborgen’ welke schetsen van hun hand waren. Ergens in de tekeningen ‘verstopten’ ze hun naam. Jorge Arcuri heeft die van hem knap verborgen in de grille van de Mercedes, een beschouwer met een scherp oog kan zijn naam nog altijd vinden op een van de persfoto’s die Pininfarina indertijd heeft verspreid. Henri Smeets is uiteraard naar de autotentoonstelling in Parijs gereisd om zijn pronkstuk te bewonderen – daar heeft hij Jorge Arcuri de hand geschud. Na afloop liet hij Sergio Pininfarina het volgende weten: “I saw my car and your creation and I like it immensely. The motoring press was divided in its opinion, but then they often are when it is not something very futuristic looking and unpractical.”
Hij sprak zijn goedkeuring uit over het smaragdgroene tapijt, dat in zijn ogen een perfecte combinatie vormde met het sobere uiterlijk van de auto zelf en de ‘praktische’ kleur van het leer. Hij schreef blij te zijn dat de Mercedes na de shows uitvoerig gecontroleerd zou worden en dat er nog mee gereden zou worden over allerlei wegen om rammeltjes en ongewenst windgeruis op te sporen en te verhelpen.
Op 10 februari 171 heeft de chauffeur van Smeets eindelijk de auto in Italië mogen ophalen. Op een zaterdagmorgen stond de unieke Coupé eindelijk voor zijn deur en vervolgens heeft Henri Smeets per telex nogmaals zijn blijdschap aan Pininfarina geuit. “Congratulations for a wonderful piece of Italian sculpture, first driving impressions are fine. Better following next week.” Na aankomst in Nederland heeft de auto een tijd rondgereden met het kenteken 39-08-ML, later is dat om onbekende redenen 84-99-ZK geworden.
Helaas, al snel was Henri Smeets minder content over de auto waarop hij bijna drie jaar had gewacht. De familie heeft daarover voor zover bekend nooit mededelingen gedaan, maar naar verluidt drongen uitlaatgassen tot het interieur door en was er iets mis met de afstemming van de luchtvering. Door het lagere gewicht van de coupé ten opzichte van de basis-sedan schijnt de Mercedes een nogal wiegende gang gehad te hebben, wat tot wagenziekte bij de echtgenote van Smeets zou hebben geleid en een aanzienlijk verminderd enthousiasme om in de auto plaats te nemen.
De relatie met zijn unieke Mercedes heeft zich zodanig ontwikkeld dat Smeets in 1972 bij Auto Becker in Duitsland is gaan informeren wat de mogelijkheden tot verkoop waren van, in zijn woorden, ‘de meest exclusieve auto ter wereld met de hoogste prestaties’, die bovendien maar 10.000 kilometer op zijn teller had staan. Becker was echter niet in staat een koper te vinden voor de 70.000 DM die Smeets verlangde, ondanks dat het belangrijk minder was dan de auto had gekost. Er restte de man weinig anders dan de Pininfarina Coupé in Limburg terug in zijn garage te zetten.
Naar verluidt heeft hij hem vervolgens bij Hessing in De Bilt ingeruild op toch maar weer een Rolls-Royce, een Corniche. In september 1973 zou Hessing de 300 SEL 6.3 Pininfarina Coupé hebben doorverkocht. Hij is beland bij autohandelaar Peer Joosten in Maastricht, naar zeggen voor 35.000 gulden. In de totaal 33 jaar die hij de Mercedes in bezit heeft gehouden, zou hij er acht jaar mee hebben gereden. In die periode is de auto waarschijnlijk voorzien van andere koplampen dan die waarmee hij door Pininfarina was uitgevoerd.
De Coupé heeft in 2010 deel uitgemaakt van een expositie tijdens InterClassics in Maastricht, die het thema ‘125 Jaar Mercedes-Benz’ had en was samengesteld door de Mercedes historicus Robert Scheerboom. Er is toen in Autoweek Classics een rijimpressie verschenen van de hand van autojournalist Jeroen Booij, die beschrijft dat de Mercedes – met 71.000 kilometer op de teller – toen al in een verwaarloosde staat verkeerde, met roestblaren onder de portieren en op de bumpers.
“Hij heeft nooit de aandacht gekregen die hij verdiende, hij verdient een beter lot”, aldus Booij in zijn artikel. Het veersysteem vertoonde toen nog steeds (of alweer) kuren, zodanig zelfs dat fotograaf Arno Lingerak met behulp van Photoshop de merkwaardige stand van de Mercedes voor de tijdschriftreportage heeft moeten ‘corrigeren’.
Op een zeker moment heeft Joosten de auto verkocht aan een andere Limburger, ene Cor C., die er evenmin mee gereden zou hebben. Daarna, in 2019, is hij terechtgekomen bij zijn vierde en voor zover bekend laatste eigenaar, Roel Jochems van autobedrijf Ibalo Sportscars in Goor. In augustus van dit jaar is de auto geveild door Bonhams in de USA bij golfclub The Quail in Carmel, Californië. Dat was tijdens de Monterey Car Week, die altijd een enorm aantal verzamelaars en high rollers trekt. Vooraf had het veilinghuis de vermoedelijke opbrengst van de Pininfarina Coupé geschat op 400.000 à 600.000 dollar, maar ten tijde van de veiling is dat bedrag niet gehaald. Nadat de hamer voor het laatst was gevallen, is Bonhams alsnog tot een verkoop met een der bieders gekomen, voor $ 350.000, een som waarmee Henri Smeets, als hij nog geleefd had, waarschijnlijk heel tevreden zou zijn geweest.
Het zou in elk geval genoeg zijn geweest om (weer) een patente Rolls-Royce te kopen. Op de vraag wie de koper is, heeft Bonhams geen antwoord gegeven, we weten dus niet waar en bij wie de Pininfarina Coupé terecht is gekomen. Wellicht duikt hij op een goed moment ergens op een concours of evenement op en heeft hij eindelijk de TLC (Tender oving Care) gekregen die hij zo lang heeft moeten missen – van Mercedes Classic of Pininfarina wellicht? Hopelijk is de malheur met de luchtvering en uitlaatgassen dan ook uit de wereld geholpen.
Wat er van Jorge Arcuri is geworden? Die is na twee jaar bij Pininfarina teruggegaan naar Argentinië in de hoop daar als auto-ontwerper te kunnen werken, maar toen ginder nog steeds geen vraag bleek te zijn naar mensen met die ambitie, is hij teruggekeerd naar Turijn. Daar heeft hij de tekenpen ter hand genomen voor eerst de DeTomaso Group en later voor een carrière als zelfstandige. In die hoedanigheid heeft de nog steeds in Italië wonende Arcuri talloze scooters en motorfietsen ontworpen voor onder meer Moto Guzzi en Benelli en heeft hij voor Nissan, Mitsubishi en Mazda voorstellen gemaakt voor interieurs en complete auto’s. Autofabrikanten lieten ook toen al alternatieve ontwerpen door externe partijen maken om een zo breed mogelijke keuze te hebben. De Mercedes 300 SEL 6.3 Pininfarina Coupé die Jorge Arcuri op 24-jarige leeftijd tekende is altijd zijn enige auto gebleven die volledig door hem was ontworpen en zonder wijzigingen werkelijkheid is geworden.
Met dank aan Robert Scheerboom, Wim Oude Weernink en Koen Kuypers