Hoewel hij voorzitter is van de Capri Club Zuid-Holland ’90 en trotse eigenaar van twee Ford Capri’s, vindt Willem in ’t Veld zichzelf geen ‘Capri-man bij uitstek’.
Er zijn veel soorten liefhebbers van klassieke auto’s. Er zijn verzamelaars die een grote collectie nastreven, mensen die van klassieke auto’s genieten zonder er zelf een te bezitten (omdat het bezit van de zaak het einde van het vermaak kan zijn), seriële autoliefhebbers die elk jaar een andere auto kopen omdat ze verslaafd zijn aan het zoek-en-koop proces (en omdat er zoveel moois te kiezen is en het leven te kort is voor slechts een klassieker) én mensen die een auto kopen om daar hun leven lang geen afstand meer van te doen.
Willem in ’t Veld uit Dordrecht behoort tot de laatste categorie. Naar eigen zeggen liep hij in 1978 bij toeval tegen een Ford Capri Mk1 1700 GT aan, terwijl hij net zo goed een Lancia Beta had kunnen kopen of de liefde voor Fiat van zijn vader had kunnen voortzetten. Maar toen hij bij een vriend een goudkleurige Mk1 zag staan was hij verliefd en onder de voorwaarde de auto in het wit overgespoten zou worden en hij hem op afbetaling zou kunnen verkrijgen, werd hij de trotse eigenaar van zijn eerste Ford Capri.
‘Hij bleek er heel erg slecht aan toe te zijn, maar ik heb hem toch maar meegenomen om daarna een groot restauratieproject te beginnen.‘
Willem vertelt: “Die auto heb ik helemaal afbetaald, maar daarna ook weer moeten verkopen omdat ik voor mijn werk en dagelijkse zaken een auto met meer zitplaatsen nodig had. Maar toen ik in 1995 de financiële mogelijkheden kreeg om een auto ‘voor erbij’ te kopen, kwam ik toch weer in de ban van een Capri.”
De auto in kwestie was de bruin metalliek Capri Mk3 die nu nog bij Willem in de parkeergarage staat. “Hij stond te koop bij een bedrijf in Rotterdam en ik bleef er maar naar terugkomen totdat mijn vrouw zei dat ik dan maar moest toeslaan. De Ford stond strak tussen andere auto’s in de showroom zodat eromheen lopen bijna onmogelijk was. Groot was dan ook de verrassing toen ik na de koop de Capri op ging halen. Hij bleek er heel erg slecht aan toe te zijn, maar ik heb hem toch maar meegenomen om daarna een groot restauratieproject te beginnen.”
Ford introduceerde de Capri als een sportieve fastback coupé op het salon van Brussel in 1969, als de Europese tegenhanger van de Mustang die in de Verenigde Staten de markt op zijn kop had gezet. Philip T. Clark, die ook bij de Mustang betrokken was geweest tekende voor het ontwerp van de auto die was gebaseerd op het onderstel van de Ford Cortina. Het bleek een goede zet te zijn want Ford heeft bijna 1,9 miljoen exemplaren verkocht. Er bestaan drie generaties Capri; de Mk1 die in 1972 een facelift kreeg met grotere koplampen en achterlichten, de Mk2 die nog steeds te boek staat als de comfortabele, minder mooie Capri, met een ingekorte neus en een hatchback configuratie, en de in 1977 geïntroduceerde Mk3 met zijn typerende dubbele koplampen die deels onder de motorkapoverhang schuilgaan en de geribbelde achterlichten.
Willem bracht zijn ‘miskoop’ naar een bevriende plaatwerker waar de hele carrosserie uiteindelijk kaal is gemaakt en alle problemen zijn gelast en verholpen. De motor is door Végé in Spijkenisse gereviseerd en na lang ploeteren was het eindresultaat een Capri Mk3 in topstaat met, vanzelfsprekend, het typerende vinyl dak, dat volgens Willem nu eenmaal bij een Capri hoort.
“Toen kwam ik mijn tweede Capri tegen, die door liefhebbers wel de ‘Capri anderhalf’ wordt genoemd omdat hij maar anderhalf jaar in productie is geweest. Het is een Mk1 facelift waar we eigenlijk hetzelfde proces mee hebben doorlopen als met de bruine auto. We hebben hem compleet gerestaureerd, wat een extra uitdaging was omdat, door de korte productietijd van dat model, de onderdelen echt heel schaars zijn. Uiteindelijk ben ik op een ochtend heel vroeg in de auto gestapt om een splinternieuwe bumper op te halen in Bad Kreuznach in Duitsland. De eigenaar had voor zijn eigen Capri de verkeerde bumper besteld, wat uiteindelijk mijn geluk bleek te zijn. Het werk aan de auto’s besteed ik altijd uit, want het kost veel tijd en ik ben niet meer zo lenig dat ik in alle hoeken en gaten van de auto kan komen. Dat onze inspanningen tot een mooi resultaat hebben geleid, werd bewezen doordat we in 2019 de eerste prijs wonnen op een concours d’elegance op het circuit van Zolder. De jury moest uiteindelijk kiezen tussen twee kandidaten voor de eerste prijs en ik hoorde hen zeggen ‘maar een Capri moet wel een vinyl dak hebben’. Daardoor ging de bokaal naar mij.”
“Bij gebrek aan andere kandidaten ben ik voorzitter geworden van de Capri Club Zuid-Holland ’90, een club met ongeveer 55 actieve leden. We hebben een jaarlijks evenement in Doesburg, waar dan zo’n 100 Capri’s samenkomen. Hoewel ik de RS’en van andere clubleden prachtig vind, heb ik niet de ambitie om er een te bezitten. Mijn auto’s rijden net zo lekker en de techniek van de RS is lastiger te onderhouden en onderdelen zijn veel duurder.”
We rijden eerst met de gele Mk1 de stad uit op zoek naar een fotolocatie in de Biesbosch. De auto rijdt soepel, is onverwacht ruim van binnen, de gemonteerde Recaro’s zitten perfect en alles ziet eruit als nieuw. De 2,3 liter V6 die in beide auto’s ligt levert veel koppel en maakt dat het dagelijks verkeer geen uitdaging is, zeker ook omdat de automatische versnellingsbak soepel zijn werk doet. De knalgele kleur doet het goed op een grauwgrijze herfstdag en we krijgen veel goedkeurende blikken van voorbijgangers. De overstap naar de bruine Mk3, handgeschakeld, is geen grote schok want het interieur komt in de basis overeen met dat van de gele Capri. Henk heeft een houten Nardi stuur laten monteren en ook op het dashboard is ‘period correct’ houtfineer aangebracht. Andere aanpassingen zijn de rembekrachtiging die van een Ford Granada komt, een kleppendeksel uit een Scorpio en een Weber carburateur die beter afstelbaar is dan het originele exemplaar.
Willem: “Naast de Capri’s heb ik ook nog twee klassieke Kreidler’s in bezit; van jongs af aan een brommerliefhebber geweest. Maar er zijn heel veel auto’s die ik mooi vind en als ik de loterij zou winnen zou een halletje met een stuk of tien leuke auto’s een droom zijn die uitkomt. Een Opel Monza is ook prachtig, maar ook Lancia’s en Fiat’s vind ik geweldig. Kortom, ik ben niet echt een eenzijdige Capri-man, maar deze twee auto’s gaan, zolang ik erin en uit kan komen, nooit meer weg.”