Tekst Mark Dixon Foto’s Evan Klein

DE KEREL DIE de gouden biezen erop moest zetten, had een kist verf bij zich – en een fles whisky. Hij nam een flinke slok en trok in één lange haal een streep van voor naar achter. Daarna liep hij om de auto heen en deed het nog een keer aan de andere kant. Toen ik een paar uur later terugkwam, lag hij op de grond zijn roes uit te slapen. Toen hij wakker werd, is hij naar huis gegaan en de volgende dag is hij de klus af komen maken.

Kijk eens hoe fantastisch strak hij die strepen getrokken heeft, ongelooflijk!” Je kunt in Jay Leno’s garage geen auto voorbijlopen of hij weet er wel een mooi verhaal over te vertellen – hij kent ze allemaal door en door. Ook die knalrode brandweerwagen, prachtig gedecoreerd met bladgoud en (perfecte) pinstriping. Jay, met een grijns: “Laatst stopte ik bij een rood licht naast een Ferrari en er stak een jongetje over met zijn moeder, zij wees naar de Ferrari, maar hij riep ‘Wow, a fire truck!’”

Het is een bijzonder verhaal hoe Jay aan zijn American LaFrance brandweerwagen van 1941 is gekomen. “Toen hij een jaar of dertig geleden van actieve dienst werd ontslagen, is hij op Burbank Airport aan het eind van de startbaan neergezet als een soort van windvanger, om te voorkomen dat er zand en troep de baan op waaide. Maar toen kwam 9/11 en mochten er geen dingen meer bij de baan staan waarachter zich mensen konden verschuilen. Ik zag dat de auto weggesleept ging worden en vroeg de chauffeur wat hij met dat ding ging doen. Hij zei dat hij hem naar de sloop ging brengen. Toen heb ik hem het dubbele geboden van wat de auto als oud ijzer waard was. Dat was bijna niks, een paar honderd dollar. En hij had nota bene maar 11.000 mijl op de teller staan!”

‘ ALS IK EEN RITJE MAAK EN IK ZIE EEN MOTORRIJDER MET PECH LANGS DE WEG STAAN, DAN STOP IK EN BRENG HEM NAAR HUIS ’

Jay heeft die brandweerauto echt voor een prikkie gekocht, te meer omdat er in het vooronder een 754 ci (12,3 liter) V12 ligt – op benzine en met 265 pk. Volgens Jay zou dat weleens de allersterkste motor kunnen zijn die indertijd in de VS werd gemaakt. Hij was oorspronkelijk ontworpen door Augie Duesenberg als een kleinere 391 ci (6,4 liter) krachtbron en werd gebouwd door Lycoming. Het is een V12 met bovenliggende nokkenassen en een heel kleine blokhoek – je zou hem zomaar kunnen aanzien voor een zescilinder-in-lijn, totdat je ziet dat hij ook aan de andere kant een tweede carburateur heeft.

De truck was helemaal compleet, met alle dingen die er op hoorden, ondanks dat die meestal het eerst ‘verdwijnen’. Het was echter een nogal trieste verschijning en het weer had er vreselijk op ingewerkt. “Hij leek op een stervende mastodont”, herinnert Jay zich.

De brandweerwagen was ooit nieuw gekocht door Warner Brothers om bij de studio’s zijn parate diensten te verlenen. Daarna heeft hij hetzelfde mogen doen bij de City of Burbank. Toen deze gemeente hem niet meer nodig had, is hij op het vliegveld geparkeerd. Volgens Jay zou het zomaar kunnen dat je hem in oude Warner Bros films ergens in beeld ziet. De American LaFrance van 1941 is indertijd een behoorlijk belangrijke truck geweest. “Het was de eerste brandweerwagen die in een windtunnel is getest”, vertelt hij. “Alle ladders en slangen bevonden zich uit de wind, binnen in de carrosserie. Toen het Empire State Building was gebouwd kwamen er steeds meer wolkenkrabbers en American LaFrance speelde daaropin met de V12, je moest immers iets heel krachtigs hebben om water naar zulke grote hoogten te pompen. Maar ze schoten zichzelf in de voet, de twaalfcilinder was zo duur om te maken dat de meeste gemeenten hem niet konden betalen en een zescilinder diesel bestelden.”

American LaFrance heeft een nogal ingewikkelde geschiedenis. Het was een van Amerika’s vroegste producenten van voertuigen, daterend van 1873. In dat jaar stichtte een zekere Truxton Slocum LaFrance samen met een aantal partners de LaFrance Manufacturing Company in New York om uitrustingen voor brandbestrijding te maken. In 1900 is het bedrijf gaan samenwerken met diverse rivalen en is de International Fire Engine Company ontstaan welke in 1903 American LaFrance is gaan heten.

Jay’s truck draagt een badge met ‘American LaFrance Foamite’ erop, een gevolg van ALF’s overname van een ander bedrijf in 1927 dat een brandbestrijdend chemisch middel maakte dat ‘Foamite’ heette. ALF heeft de Amerikaanse markt voor hulpverleningsvoertuigen een groot deel van de 20e eeuw gedomineerd en is een pionier geweest met een revolutionaire brandweerwagen met frontcabine, de 700 Series van 1947. ALF’s geschiedenis kreeg vanaf het midden van de jaren ’80 een bijzonder turbulente loop en het bedrijf vroeg in 2008 het eigen faillissement aan, vanwege problemen met een nieuw computersysteem, maar is door blijven strompelen tot in 2014, waarna de restanten zijn geveild.

Vandaag de dag wordt de naam LaFrance in de klassiekerwereld voornamelijk in verband gebracht met grotesk overmaatse replica speedsters, van het type dat vooral in de smaak valt bij Parijs-Peking wannabees, die afkomen op de gigantische motoren, de norme ladderchassis’, de houten wielen met hun vierkante spaken en de indrukwekkende kettingaandrijving van ALF’s vroegste trucks. Het is een feit dat American LaFrance een handjevol ‘gewone’ auto’s heeft gebouwd, maar dat waren lang niet zulke vrachtwagens als die faux speedsters, ze hadden cardan-aandrijving en een lichter chassis en ook lichtere wielen. Toegegeven, je kunt niet zo veel anders met een oude brandweerwagen dan er een ‘vintage’ speedster van maken, tenzij je heel graag indruk maakt op kleine jongetjes bij zebrapaden.

Jay heeft het anders aangepakt. Hij heeft van zijn fire truck van 1941 een motorfiets-transporter gemaakt – met respect voor het origineel uiteraard, en met een elektrische lift in de staart. De buitenkant ziet er totaal origineel uit, maar de watertank is uit het ruim verwijderd – die woog bijna anderhalve ton – en de vloer is met traanplaat bedekt. Aan de wanden zijn banken – met kussens – te zien, de brandslangen die erboven hangen doen dienst als hoofdsteunen. “Het is de meest praktische auto die ik heb”, meldt Jay. “Als ik een ritje maak en ik zie een motorrijder met pech langs de weg staan, dan stop ik, ik rijd zijn motor naar binnen en we brengen hem naar huis. Te gek! Ik kan hem ook als party-bus gebruiken, met die lange banken aan beide zijden.”

‘ JAY HEEFT OP DE SNELWEG EEN KEER 80 MPH (ZO’N 130 KM/H) OP DE TELLER GEZIEN – HIJ LIEVER DAN IK ’

Het gevaarte is van nog een paar slimme modificaties voorzien. Een is tamelijk conventioneel: een elektrische overdrive van de bekende specialist Gear Vendors. De andere is minder gewoon. De LaFrance heeft trommelremmen rondom en die hebben er een flinke kluif aan al zijn massa te beteugelen. Daarom heeft Jay halverwege de aandrijfas een elektromagnetische vertrager van Telma gemonteerd. Een wat? In essentie is het een compact elektrisch ‘apparaat’ dat aan de aandrijfas wordt gemonteerd en magnetische velden creëert om de as – en daarmee het voertuig – af te remmen. Je bedient het met een schakelaar aan de stuurkolom waarmee je de sterkte van de vertraging kunt regelen. Je kunt de vertrager ook gebruiken om met een constante snelheid een helling af te dalen, je hoeft dan de voetrem in het geheel niet te gebruiken, waardoor je het leven van je remschoenen aanzienlijk verlengt.

Als je in Jay’s brandweerwagen zit, voelt het alsof je in een World War Two DUKW ‘Duck’ amfibievoertuig bent beland, je zit in iets dat ook heel groot en hoog is en een vergelijkbare voorruit heeft, inclusief de driehoekige zijruiten. De zitpositie is heel open en bloot, vermoedelijk om de chauffeur en zijn manschappen te helpen de wagen nauwkeurig te plaatsen, precies waar ze hem hebben willen bij een brandend gebouw.

Het voelt ook een beetje alsof je in een gepantserd legervoertuig rijdt – iedereen heeft respect voor de ALF! Het vierspaaks stuurwiel is gigantisch, het dashboard is vooral simpel: een aluminiumplaat met daarin de snelheidsmeter en ‘klokken’ die laten zien hoe het ervoor staat met de olie, het water, de laadstroom en de benzinevoorraad. De toerenteller gaat tot 3500 en biedt ook onderdak aan een mijlenteller met het label ‘motor miles’. Deze registreert de mijlen die de V12 heeft afgelegd tijdens het aandrijven van de spuitpomp, althans het equivalent daarvan. Vergelijk het met de draaiuren die van vliegtuigmotoren worden geregistreerd, zodat servicebeurten op tijd gegeven worden. Je kunt kiezen waarvoor je de V12 inzet met een speciale trek- en duwschakelaar met de tekst ‘Pump Drive Down – Road Drive Up’ erbij, maar die werkt niet meer omdat er geen water meer is om te verpompen.

Ik ben blij dat Jay aan het roer zit als we zijn garage uitrijden op weg naar de fotolocatie, want het is duidelijk dat de LaFrance veel concentratie en aardig wat inspanning verlangt. Stuurbekrachtiging is natuurlijk niet aan boord en de versnellingsbak – vrij van synchromesh – is een korzelig heerschap, zelfs in het gezelschap van Jay Leno. Het is een vierbak, de overdrive niet meegeteld, en Jay heeft op de snelweg een keer 80 mph (zo’n 130 km/h) op de teller gezien. Hij liever dan ik. Er mag dan een V12 voorin liggen die op benzine loopt, maar voor je oren is de beleving ‘volledig vrachtwagen’ – je hoort geen warmbloedige twaalfcilinder grommen en zingen, maar slechts de gewoonlijke kakafonie van jankende tandwielen, zingende banden en ruisende wind. Het kalme mompelen van de enorme motor wordt er totaal door overstemd.

Onderdelen voor die motor zijn heel moeilijk te vinden, dus je kunt je voorstellen dat Jay en zijn werkplaatschef Bernard heel blij waren toen ze de V12 voor het eerst inspecteerden en ontdekten dat hij in perfecte conditie was, op wat olieslib in het carter na. “We hebben er nieuwe olie en benzine in gedaan en hij sloeg meteen aan”, vertelt Jay. “Deze motoren werden gebouwd naar de kwaliteitsstandaarden die voor vliegtuigen golden, met vier verdelers en een enorme radiateur, zodat ze uren stationair konden draaien. We hebben er niet eens een extra ventilator op hoeven te zetten, want hij loopt nooit te heet.”

Het is tamelijk zenuwslopend met het gevaarte krappe bochten te nemen en te zorgen dat hij op tijd stil staat bij kruisingen, waarbij het enigszins een opluchting is dat andere bestuurders de LaFrance onmogelijk over het hoofd kunnen zien met zijn enorme boksersneus en blinkend rode lak. Er is altijd nog de optie de sirene te activeren, die zich midden op de motorkap in een grote, verchroomde behuizing bevindt, met op de voorkant een groot rood licht. Hij maakt dat luie en klassieke geluid dat we kennen uit honderden B-films: een nasale huil die van hoog naar laag op en neer danst en het verkeer voor ons opzij laat gaan als de Rode Zee voor Mozes. Hoewel de LaFrance meer dan zestig jaar oud is, heeft hij toch iets futuristisch. Vooral door die slangkoppelstukken die uit de achterkant steken als de straalpijpen van een vliegtuig, maar ook door de enorme wielen en de lange en fiere motorkap. Hij ziet eruit als een stuk kinderspeelgoed, naar mammoetproporties vergroot. Geen wonder dat hij kleine jongens aanspreekt, niet alleen die ene die de LaFrance met open mond nastaart, maar ook die andere die volwassen is en aan zijn stuur zit.

× Wil je direct contact?