Tussen de cyclecars van de nieuwe tentoonstelling in het Louwman Museum, is een grote plek ingeruimd voor de auto’s van het Franse merk Amilcar. Een aantal jaar geleden hadden wij een ontmoeting in het Zwitserse dorpje Weesen met de bijna tachtig jaar oude Manoël Jolly, een actieve rallyrijder, die dagelijks zijn klassieke Amilcar’s restaureert en verbetert. Het verslag van deze ontmoeting stond in Octane Magazine 054. Leuk om even terug te lezen.
Tekst en foto’s: Frank Goedhart
Op een oude tekentafel, in een kamertje boven zijn werkplaats, rolt Manoël een grote rol papier uit tot een tekening waarop een set bladveren voor zijn Amilcar CGSs is gedetailleerd. “Als iets niet meer te krijgen is, dan maak ik het zelf, of ik teken het en dan laat ik het maken”, legt hij rustig uit. Beneden hebben we net zijn rode Amilcar CGSs bewonderd die onder handen wordt genomen voor de komende Gran Premio Nuvolari in Mantova. Daarnaast staat de CGSs van zijn zoon Philippe, in de blauwe racekleur van Frankrijk. Op de werkbank een motorblok, omringd door netjes geordende onderdelen; kleppendeksel, zuigerbussen, ringen, bouten en moertjes. In de ruimte ernaast staat een chassis met minimale opbouw: “Dat is een Amilcar bestelauto, die ik samen met mijn kleinzoon Lucien voor hem aan het bouwen ben”. Op de vraag of hij wel eens niets doet, lacht hij bescheiden en bevestigt dat hij eigenlijk altijd wel bezig is met zijn passie: restaureren, repareren, verbeteren en veel en hard rijden met zijn auto’s.
Als ik tijdens een korte vakantie door het mooie dorpje Weesen loop, besluit ik om een verlaten straatje achter de hotels aan het meer in te lopen. Tot mijn verbazing stuit ik daar op een pand met in de etalage een vijftal klassieke auto’s, een prijzenkast vol bokalen, muren met oude rallyposters en op de voorgrond nog drie oude trapauto’s. Ik herken een Lotus Europa, een Lotus Seven en een Amilcar (vooral door het logo op de neus), maar heb vraagtekens bij een donkerblauwe Lotus racewagen en iets dat op een Formule auto lijkt. Na plaatsing van de etalagefoto’s op Instagram, wordt al snel bevestigt dat het om een Lotus Eleven en een Martini Formule France gaat. Zoeken op internet levert niet veel op, maar na een mail aan het lokale Turismusburo word ik benaderd door Philippe Jolly die mij uitnodigt om de volgende dag te komen kijken. Hij en zijn vader Manoël leiden mij dan graag rond.
Bij aankomst word ik verwelkomd door Manoël Jolly, een bijna tachtigjarige Belg die sinds 1972 in Weesen woont en zijn zoon Philippe en diens vrouw. Het Vlaams van Manoël is roestig dus we spreken in het Duits over zijn auto’s en zijn leven. Hij wijst zijn huis aan, dat vanuit de ‘showroom’ zichtbaar is, hoger op de berg. “We hadden onze auto’s verspreid staan over veel locaties hier in de omgeving en vanuit mijn huis keek ik neer op dit leegstaande pand. Dit gebouw is een oude melkcentrale waar vroeger boeren kwamen om melk, fruit en groente te verhandelen. Toen die functie ophield te bestaan, stond het pand lang leeg en de gemeente had moeite om een huurder te vinden. Toen hebben mijn zoon en ik het gehuurd, voor een zeer schappelijk bedrag. Het loste drie problemen op: de gemeente kreeg een invulling van het pand waardoor het straatje weer wat leven kreeg, ik had een ruimte om zes tot acht van mijn auto’s in de plaatsen en mijn zoon kon er zijn kantoor vestigen.”
De oude, maar zeer vitale Manoël, voormalig tuinarchitect van beroep, leidt me langs de auto’s die er staan. “Dit is een Amilcar CGSs. Het is een Franse auto van voor de oorlog, van een fabrikant die begonnen is als producent van trapauto’s. Mijn vader racete met een Amilcar en van jongs af aan ben ik besmet met het virus. De aanduiding CGSs staat voor Cyclecar Grand Sport Surbaissé en de auto is een doorontwikkeling van de CGS, geproduceerd van 1926 tot 1929. Er zijn nog ongeveer 300 Amilcar’s bekend in de wereld, en wij hebben er vijf. Deze heb ik een paar jaar geleden gekocht van een verzamelaar uit Nederland. We hebben er nog wel veel aan moeten doen om hem in deze staat te krijgen, maar nu is hij helemaal in orde en kan ermee gereden worden. Auto’s hoeven van mij zeker niet in concoursstaat te zijn; wij houden van vieze handen en veel en hard rijden, dus concoursen zijn niet aan ons besteed.”
“Ongeveer 32 jaar geleden heb ik mijn eerste Amilcar gekocht en die heb ik al ‘lerende en doende’ gerestaureerd om er meteen rally’s en ‘Bergrennen’ mee te gaan rijden.” Inmiddels is de lijst met gereden rally’s oneindig; van de 1000 Millas Sport in Argentinië, de Klausen Rennen, de Gran Premio Nuvolari tot aan de Grand Prix Historique de Cologny. De posters op de muren zijn bewijs van gereden evenementen.
‘ Wij houden van vieze handen en veel en hard rijden, dus concoursen zijn niet aan ons besteed. ‘
Opvallend is hoe klein de auto eigenlijk is. De navigator zit schuin achter de rijder in wat een erg krap kuipje lijkt te zijn. Het standaard vermogen van de 1.037 cm3 viercilinder is 37 pk, maar door het plaatsen van een compressor van het merk Cozette leveren de auto’s van Manoël en Philippe nu 55 pk en wordt een topsnelheid van ongeveer 120 km/h bereikt. En dat in een auto van 95 jaar oud. Met deze configuratie was het merk in 1927 al in staat de Rally van Monte Carlo te winnen met een equipe die vertrokken was uit het Russische Kaliningrad (toen nog Königsberg). Later in de werkplaats zal blijken dat Manoël dankzij de ervaringen uit de rally’s de auto op nog veel meer onderdelen heeft verbeterd.
Hij wijst naar een grote foto aan de muur die midden tussen alle bokalen hangt. “Dat is mijn vrouw Yvette, waarmee ik, tot aan een fataal ongeluk, alle rally’s heb gereden. Zij was meer dan 14 jaar en 50.000 km mijn co-piloot toen in 2008 tijdens een rally in de Dolomieten (Le Mitiche Sport a Bassano) in een bocht naar boven een wielrenner die hard bergafwaarts kwam frontaal op onze auto botste. Ik wist de auto nog voor de afgrond te stoppen, maar Yvette werd hard door de fietser geraakt en overleed ter plaatse. Een groot drama in mijn leven en in dat van mijn kinderen, maar helaas kan je het leven niet naar je hand zetten. Na drie maanden reed ik mijn volgende rally, alleen, zonder navigator, als eerbetoon aan Yvette. Deze ruimte is nu een mooie herinnering aan mijn vrouw.”
Manoël heeft een grote hoeveelheid oldtimerrally’s gereden; de Mille Miglia zelfs meer dan 17 keer en met de kleine rode Amilcar, ‘The Spirit of Yvette’, kwam hij meer dan eens boven in de top 20 over de finish. Op zijn auto staan de logootjes van de rally’s en heuvelklimmen die hij heeft gereden. Na het overlijden van Yvette, werd kleindochter Aurélie zijn navigator en toen hij een jaar geleden ongelukkig ten val kwam in zijn werkplaats zorgde een gecompliceerde armbreuk ervoor dat ze nu van plek gewisseld zijn; Aurélie aan het stuur en opa ernaast als navigator. De trofeeënkast in de ruimte is het bewijs van zijn en haar stuurmanskunst. Manoël wijst op de bekers: “De donkergekleurde bekers, vooral die van de Mille Miglia, zijn van echt zilver. Dat kan je zien omdat ik mijn bekers nooit poets, dus de echte zilveren bekers verweren en daarmee zijn de glimmende bekers dus zeker niet van zilver.”
De volgende auto in de rondleiding is een Lotus Seven, die hij gekocht heeft in de Verenigde Staten. Het blijkt dat achter elke auto een motivatie zit; hetzij dat hij de auto altijd al graag wilde hebben, hetzij dat een bekende uit zijn grote rally- en verzamelnetwerk de auto aanbood. “Deze is origineel en heeft de Cortina motor met de zijwaartse carburateurs. We hebben alleen de bekleding van de stoelen opnieuw gedaan, die was in erg slechte staat. Het is een erg fijne auto om mee te rijden.”
De auto daarnaast is de Lotus Eleven, ontworpen door Colin Chapman met een carrosserie van de hand van Frank Costin, die in de jaren ’50 hoge ogen gooide in de 1100cc-klasse. Het verhaal erachter is wederom bijzonder: “Philippe en ik gingen in 1994 naar de veiling Rétromobile in Parijs, omdat daar de collectie van Serge Pozzoli werd geveild. Deze bekende Franse verzamelaar had meer dan 300 auto’s in zijn verzameling, maar toen hij in 1992 overleed, moesten er auto’s verkocht worden om aan de belachelijke Franse erfbelastingregels te kunnen voldoen. In die collectie bevond zich een prachtige blauwe Amilcar racer die wij graag wilden kopen. Doordat we te laat op de veiling aankwamen zijn we die auto misgelopen. Later kregen we een aanbod om de Lotus 11 uit de verzameling te kopen. De auto in het boek van Serge had echter open wielkasten rond de voorwielen en bij het ons aangeboden exemplaar waren de wielkasten dicht.” Hij opent de motorkap en wijst op de lasnaden: “Kijk, daar zie je de lasnaden op de rondingen van de oorspronkelijke wielkasten. En ook het motornummer van de Coventry Climax FWA 1.100 cm3 klopt helemaal. Een prachtige auto om erbij te hebben, ook al vind ik hem alleen geschikt voor korte heuvelklimwedstrijden want lange afstanden zijn met deze hoge toeren motor geen pretje.”
De Lotus Europa, in Gold Leaf kleuren, met de Renault Gordini motor erin, is in perfecte staat. Het is een super lage auto die bij mij ongeveer tot aan mijn knie komt. Volgens Manoël is het ontwerp met de hoge achterkant heel bijzonder in die tijd en daardoor was de auto zeker niet bij iedereen geliefd. Nog interessanter is de Martini Mk 17 Formule France (Formule Renault) auto, ook met Renault Gordini aandrijving, die ernaast staat. “Dit is eenzelfde auto als die waarmee Alain Prost in 1976 een overwinning behaalde. De auto werd mij aangeboden door de ACO, de Automobile Club de l’Ouest, uit Le Mans.”
Na de rondleiding word ik uitgenodigd om mee te gaan naar zijn werkplaats verderop in het dorp. Onderweg vertelt hij dat ze ook nog een Engelse Mini Cooper en een Renault Alpine A110 in de verzameling hebben. En, oh ja, ook nog twee Amilcar’s die in Frankrijk gerestaureerd worden op dit moment. “De Alpine is een originele auto, in licentie gebouwd door het Spaanse Fabricacion de Automoviles S.A. (FASA). Dat is een gewilde uitvoering, omdat deze auto’s helemaal volgens originele specificaties zijn gebouwd, met de vier kenmerkende ronde koplampen.”
De werkplaats van de familie Jolly is een goed geordend paradijs voor sleutelaars. Overal wanden met gereedschappen, laden vol met alle soorten boutjes, moertjes en ringetjes, slimme hangbanen en hijswerktuigen voor het verplaatsen van motoren en onderdelen en een centraal geplaatste brug waarop de rode Amilcar staat. “Het racen en rallyrijden heeft me veel over de mogelijkheden van deze auto geleerd. De basistechniek is erg eenvoudig maar er zijn veel punten die nog verbeterd kunnen worden. In deze werkplaats leer ik het vak nu aan Philippe en aan mijn kleinzoon Lucien want op mijn leeftijd moet je ervoor zorgen dat je kennis overdraagt op een volgende generatie, omdat vakmanschap nodig is om auto’s als deze te kunnen restaureren en onderhouden. Deze auto is al 95 jaar oud en alles werkt nog!”
Hij laat me alle details van de aanpassingen zien. De Cozette compressor die voor het grotere vermogen zorgt, maar ook de zelf berekende cilinderbussen die hij in het motorblok heeft geplaatst. “Het oorspronkelijk motorontwerp heeft een paar zwakheden, zoals de kleine afstand tussen de cilinders in het gietstuk. Maar ook de koppeling kon beter en ik heb kogellagers gemonteerd en een special nokkenas laten ontwerpen. Een waterpomp lost het probleem dat het oude systeem had op; dat werkte puur op zwaartekracht en dat functioneert in de bergen niet altijd even goed. Maar veel van mijn aanpassingen zijn het beroemde ‘geheim van de chef’, dus liever geen foto’s maken van deze onderdelen. Het moet allemaal goed en op hoge belastingen kunnen werken, want anders sta ik langs de kant van de weg.”
Over twee weken staat de Gran Premio Nuvolari weer op het programma, dus de druk is groot om binnen een week beide Amilcar’s geprepareerd te krijgen. “Mijn auto is bijna klaar, maar dan moeten we nog aan de blauwe auto van Philippe beginnen. Maar dat zal zeker weer lukken.” Bij het afscheid zegt Manoël nog hoe de autosport en zijn verzameling hem vooral in contact hebben gebracht met leuke mensen over de hele wereld: “Autosport brengt je in contact met gelijkgestemden en dat zijn dus mensen die net als ik houden van de techniek en van het rijden. Zonder ‘poeha’ maar met liefde voor de auto. En dat ik dit allemaal met mijn familie kan delen en dat we er samen heel veel plezier mee hebben, dat is het allerbelangrijkste. Het is een droom om met mijn kleindochter tegen mijn zoon te racen en om met mijn kleinzoon een auto te bouwen. Dat houdt je jong.” Hij wijst naar zijn huis tegen de berg en zegt: “En ook de vijftig treden die ik naar mijn huis op moet houden me in conditie.”